De tien instructieprincipes van Rosenshine
Geschreven door Eva Elbertse; leraar in het basisonderwijs (groep 5), docent Pedagogische Wetenschappen van Primair Onderwijs (PWPO) en masterstudent Curriculumontwikkeling voor Primair Onderwijs (COPO) aan de Radboud Universiteit.
Als leerkracht heb jij de ‘sleutelpositie’ in het leren van jouw leerlingen. Maar hoe ondersteun jij als leraar de leerlingen effectief in hun leerproces? In het doorloopje ‘De tien instructieprincipes van Rosenshine’ wordt vanuit de cognitieve wetenschap antwoord gegeven op deze vraag. In onderstaande blog worden deze tien principes in de lopende tekst duidelijk gemaakt.
De moraal van het verhaal: ondersteun leerlingen in het leren door eerst de verantwoordelijkheid voor het leerproces bij jezelf te houden en deze verantwoordelijkheid geleidelijk in je les én lessenreeks aan de leerlingen over te dragen. Jij bent als leraar de ‘expert’: jij hebt al veel ervaring opgedaan met de lesstof en kunt het overzicht en de verbanden en/of samenhang zien. Leerlingen voor wie de lesstof nieuw is, hebben nog geen inzicht in de nieuwe lesstof. De voorwaarde om tot dit inzicht te komen is voorkennis en juist dit ontbreekt nog bij de leerling om zelfstandig de stof eigen te maken.
Voor jouw lespraktijk betekent dit concreet dat jij als ‘expert’ de leerlingen – als het ware de ‘beginners’ – in kleine stappen (1) meeneemt in jouw gedachtegang. Op deze manier ervaren leerlingen hoe je bij een dergelijke vaardigheid moet nadenken. Vervolgens bied jij gepaste ondersteuning (2), bijvoorbeeld door het stellen van controlevragen en het geven van feedback (3). Na het geven van meerdere voorbeelden (4) in de instructie leg je in de volgende fase stapsgewijs meer verantwoordelijkheid bij de leerlingen. Dit heet ook wel de begeleide inoefening (5). Ook nu is het heel belangrijk om als leraar inzicht te houden in het begrip van je leerlingen: maakt iedereen de lesstof daadwerkelijk eigen?
De reden dat jij na jouw instructie samen oefent is om te voorkomen dat leerlingen in het proces misvattingen vormen. Als je bijvoorbeeld merkt dat leerlingen het moeilijk vinden om antwoord te geven op jouw controlevraag, dan kan dat twee dingen betekenen. Allereerst kan het zijn dat zij nog niet voldoende instructie hebben gehad en dus meer uitleg nodig hebben over het concept en de vaardigheid. Een tweede mogelijkheid is dat de lesstof te moeilijk is: er worden te grote stappen gezet en daarmee te veel nieuwe kennis aangeboden. In beide gevallen is het belangrijk om jouw verantwoordelijkheid voor het leerproces van de leerlingen als leraar te nemen door opnieuw uit te leggen of de moeilijkheidsgraad aan te passen.
Als je de eerdergenoemde principes in jouw lespraktijk meeneemt, dan zal je zien dat leerlingen tijdens jouw les succeservaringen (6) opdoen. Zij voelen zich zelfverzekerder in het zetten van de stappen. Dit zie je terug in de feedback die je krijgt op bijvoorbeeld jouw controlevragen: de leerlingen verwoorden het proces en komen tot het juiste antwoord. Nadat ongeveer 80% (7) het lesdoel behaalt, kunnen zij zelfstandig (8) met aansluitende opdrachten oefenen. Dit oefenen en terughalen (9) gebeurt direct na jouw instructie, maar ook op wekelijkse en maandelijkse (10) basis.
Alle leerlingen leren op dezelfde manier en hier kun jij als leraar op inspelen in de opzet en invulling van jouw lessen. De voorkennis van leerlingen kan echter wel verschillen, en daarom is het controleren van begrip vóór en tijdens jouw lessen van groot belang (de Doorloopjes in het thema bevragen en feedback kunnen hierbij helpend zijn). Gebruik de tien principes van Rosenshine als een manier om te reflecteren op jouw eigen lespraktijk en kijk voor een komende lessenreeks welke principes passend zijn. Jij hebt als leraar de sleutelpositie in het leren van jouw leerlingen.