BOEK 3
3-84 VOORBEELDEN & NON-VOORBEELDEN
3 Inhoud
3-86 REEKSEN, OORZAKEN & GEVOLGEN
3 Inhoud
3-88 VOORSPELLEN & VERIFIËREN
3 Inhoud
3-90 BROKKEN
3 Inhoud
3-92 KENNISOVERZICHT
3 Inhoud
3-94 HET CREATIEVE SCHRIJFPROCES
2 Inhoud
3-98 VISUEEL OVERZICHT: KERNZINNEN
2 Inhoud
BOEK 2
2-80 LEESVAARDIGHEID ONTWIKKELEN
2 Inhoud
2-86 DUBBEL CODEREN: SCHEMA’S
2 Inhoud
2-94 VOORBEELDWERK
3 Inhoud
BOEK 1
1-78 LIVE VOORDOEN
3 Inhoud
1-80 GEPASTE ONDERSTEUNING
3 Inhoud
1-82 METACOGNITIEF PRATEN
3 Inhoud
1-84 BRENG KWALITEITSBESEF BIJ
3 Inhoud
2-88 ANALOGIEËN
Volgens het model van Willingham, Shimamura en collega’s, waarin het opbouwen van schema’s centraal staat, leren we nieuwe stof pas echt als we er betekenis aan kunnen geven in termen van wat we al weten. Kennis bouwt voort op kennis. Daarom kunnen we nieuwe abstracte concepten soms het best overdragen als we gebruikmaken van een analogie, waarmee we verwijzen naar de gang van zaken bij iets bekends en concreets. Als we het verband toelichten door te laten zien hoe het werkt bij een concreet voorbeeld, dan helpt dit om abstractere of onbekende ideeën te laten landen.
Doorloopje inhoud
0% Gelezen/Gezien
0/3 Activiteiten