Een sterk leerklimaat op school met klassenmanagement

Over het belang van goed leerlinggedrag en wat dat van leraren vraagt

Leestijd: 29 minuten

Definitie goed leerlinggedrag

Goed leerlinggedrag omvat twee onderdelen:

  • De afwezigheid van wangedrag. Dat wil zeggen wat niet mag: niet met spullen gooien, niet met je ogen rollen naar de leraar, niet vloeken, niet schelden, niet duwen, pesten of vechten.
  • Positief gedrag. Dit zijn alle gewoontes die ervoor zorgen dat leerlingen kunnen floreren als leerling en als mens. Dit is veel meer dan volgzaamheid. Je kunt hierbinnen twee dingen onderscheiden. Allereerst gericht op sociaal: zoals elkaar groeten of bedanken, empathie tonen, leren omgaan met conflicten, het melden van problemen. Ten tweede gericht op leren. Denk aan plannen, op tijd komen, je concentreren, vragen beantwoorden en huiswerk inleveren.

Bron: Tom Bennett, Regie in de Klas

Dit artikel is tot stand gekomen met de input van:

  • Gert Verbrugghen, docent Engels, Vmbo Alfrinkcollege in Deurne
  • Linda van de Voort, leerkracht BBS De Vuurvogel in Helmond
Pasfoto Linda
Gert Verbrugghen
realiseren goed leerlinggedrag

FIGUUR 1: REALISEREN GOED LEERLINGGEDRAG

1. Introductie

Als leerlingen zich op school niet weten te gedragen komt hun leren en dat van hun klasgenoten in gedrang. Als we leerlingen geen goed gedrag aanleren, zoals zelfdiscipline, doorzetten en empathie, dan gaan zij kansen missen later in hun leven.

Hoe kan het dan dat op Nederlandse scholen goed leerlinggedrag niet de norm is? Dat internationaal onderzoek laat zien dat Nederlandse klassen de meest onrustige zijn? Dat leraren schoolregels niet allemaal toepassen?

In dit artikel verkennen we de cruciale rol van goed leerlinggedrag in het creëren van een sterk leerklimaat op school. We duiken in wat goed leerlinggedrag precies inhoudt, onderzoeken het belang ervan voor zowel leerlingen als leraren en bekijken de praktische uitdagingen en oplossingen voor op school.

We richten ons op de realiteit van leerlinggedrag in Nederlandse scholen, waar uitdagingen zoals onrust in de klas en een gebrek aan motivatie prominent aanwezig zijn. Door middel van casestudy’s, zoals die van het Alfrinkcollege (een vmbo) en Brede Basisschool De Vuurvogel, bieden we inzichten in effectieve strategieën en praktijken die hebben geleid tot merkbare verbeteringen in het gedrag van leerlingen en het algehele leerklimaat.

Bovendien tackelen we enkele veelvoorkomende mythes over leerlinggedrag en sluiten we af met het belang van een consistente, schoolbrede aanpak om gewenst gedrag te realiseren en te handhaven.

2. Belang van goed leerlinggedrag voor leerlingen en leraren

Leraren vervullen verschillende rollen in het klaslokaal, één van de belangrijkste is die van klassenmanager. Effectief onderwijzen en leren kan niet plaatsvinden in een chaotisch klaslokaal. Als studenten wanordelijk en respectloos zijn, en er geen duidelijke regels en procedures zijn om gedrag te sturen, wordt chaos de norm. In deze situaties lijden zowel leraren als studenten. Leraren hebben moeite met lesgeven, en studenten leren waarschijnlijk veel minder dan ze zouden moeten. In klaslokalen waarin leerlingen goed gedrag laten zien bieden daarentegen een omgeving waarin leraren kunnen lesgeven en leerlingen kunnen leren.

  • 2a. Effect van goed leerlinggedrag op de leerling zelf

Goed gedrag aanleren bij leerlingen helpt hen op drie verschillende manieren:

  • Onderzoek laat zien dat goed klassenmanagement één van de meest effectieve manieren is waarop leraren hun leerlingen kunnen laten leren (Hattie 2023Marzano, 2003). Effectief klassenmanagement is voorwaardelijke om effectief les te kunnen geven. Als een leraar leerlingen niet kan betrekken bij instructie en oefening, dan is het onwaarschijnlijk dat effectief leren plaatsvindt. Uit het onderzoek van Marzano blijkt dat als leraren effectieve klassenmanagement-technieken gaan gebruiken hun leerlingen gemiddeld 20% hoger scoren.
  • Persoonlijke ontwikkeling. Het doel van onderwijs is meer dan het bijbrengen van kennis, we willen daarnaast onze leerlingen vaardigheden meegeven waarmee ze later succesvol zijn in de maatschappij. Dat zijn vaardigheden zoals zelfdiscipline, geduld en doorzetten. Maar ook empathie, iemand groeten en omgaan met conflicten. Niet elke leerling heeft het geluk dit gedrag thuis goed aan te leren. De leraar kan voor hen het verschil maken, door hen te helpen dit gedrag te leren.
  • Welbevinden. In een klas waar geleerd wordt en leerlingen en leraren respectvol met elkaar omgaan is het fijn toeven. Er is zekerheid, rechtvaardigheid en er wordt minder gepest. Daardoor voelen leerling zich veilig. Daarnaast ervaren leerlingen succes, want ze leren meer, en dat motiveert.

Mythe 1: Wangedrag is een maatschappelijk probleem, niet het mijne.

Dit klopt niet. Goede scholen weten een cultuur op school te creëren van sociaal gedrag en een sterk leerklimaat in de klas. Ook in wijken waar kinderen vanuit huis minder meekrijgen. En wat áls het een maatschappelijk probleem zou zijn? Onze leerlingen vormen de maatschappij van de toekomst. Wij hebben als leraren maar weinig invloed op de huidige maatschappij, maar we hebben veel invloed op onze leerlingen. Door de hele oorzaak van gedragsproblemen buiten jezelf te leggen, creëer je zelf een gevoel van machteloosheid. In plaats van te klagen over de jeugd van tegenwoordig, kun je beter de teugels beetpakken en ermee aan de slag gaan.

  • 2b. Effect van goed leerlinggedrag op de leraar

Niet alleen de leerling profiteert van goed leerlinggedrag, ook de leraren hebben er veel plezier van. Dit zijn voor hen de voordelen:

  • Meer bereiken met leerlingen. Als leraar wil je graag meer bereiken met je leerlingen. Zoals we in de vorige paragraaf lieten zien (2a. Effect op leerlingen) kunnen de resultaten van leerlingen met 20% stijgen als je als leraar effectieve klassenmanagement-technieken inzet.
  • Meer werkplezier. Slecht leerlinggedrag (wanordelijke, intimiderend, et cetera) leidt tot stress en uitval bij leraren. Uit een recente enquete van TeacherTapp onder Nederlandse leraren gaf een grote meerderheid van de respondenten aan dat gedrag van leerlingen een belangrijke rol speelt in de uitval van leraren (TeacherTapp, 2023). Leerlinggedrag is bij 17% van de respondenten de belangrijkste overweging om het onderwijs te verlaten. De respondenten zien vaak genoemde punten, zoals salaris of een gebrek aan autonomie, als minder belangrijk dan leerlinggedrag.

Mythe 2: Het gaat toch om veel meer dan alleen maar cijfers?

Zeker, dat zal elke leraar bevestigen. Goed onderwijs gaat ook om persoonlijke en sociale ontwikkeling van de leerlingen. En daar hoort goed leerlinggedrag bij. Namelijk sociaal gedrag en gedragingen die het leren versterken. Zoals bijvoorbeeld zelfdiscipline, geduld en doorzetten. Of sociale vaardigheden zoals empathie tonen, vriendelijk zijn en omgaan met conflicten. In dit artikel hebben we het daarom niet alleen over wangedrag, maar ook over het aanleren van goed gedrag. Leerlingen deze vaardigheden meegeven helpt hen succesvol te zijn in de maatschappij. En daar help je hen enorm mee, zeker omdat niet elke leerling deze vaardigheden vanuit huis meekrijgt.

Als we weten dat klassenmanagement zo belangrijk is, hoe staat het er dan voor in de Nederlandse klassen?

3. Wat is bekend over leerlinggedrag op Nederlandse scholen

Als we kijken wat onderzoek zegt over leerlinggedrag op Nederlandse scholen, dan blijkt dat we nog veel vooruitgang kunnen boeken. We kijken naar beide onderdelen van leerlinggedrag: afwezigheid van wangedrag en positief gedrag:

  • 3a. Afwezigheid van wangedrag? Nederlandse klassen zijn zeer onrustig.

Van alle best presterende landen in PISA heeft Nederland de laagste index voor een ordelijk klimaat in de klas (OESO, 2016). Het verschil is vooral opvallend in vergelijking met Japan, Korea en Estland. Zelfs op de sociaaleconomisch meest bevoorrechte scholen in Nederland is er lawaai en wanorde, moeten leraren lang wachten tot leerlingen rustig zijn en werken leerlingen lange tijd niet na het begin van de lessen.

Daarnaast wordt op Nederlandse scholen nog veel gepest. In het schooljaar 2020-2021 zegt vier procent van de leerlingen in de bovenbouw (groep 6,7,8) van het primair onderwijs zelf te pesten (NJI, 2022). Van de ondervraagde scholieren in het voortgezet onderwijs zegt 6 procent in het schooljaar 2020-2021 weleens iemand gepest te hebben, waarvan de helft minstens één keer per maand tot dagelijks.

  • 3b. Positief gedrag? Motivatie van Nederlandse leerlingen blijft achter

Onderzoek laat zien dat de motivatie van studenten een belangrijke motor is voor leerprestaties. Om succesvol te zijn, niet alleen in het onderwijs maar ook later in het leven, moeten leerlingen bereid zijn om problemen aan te pakken en openstaan voor nieuwe uitdagingen. In Nederland rapporteerden de best presterende leerlingen (OESO, 2016) weliswaar een hogere motivatie dan slecht presterende leerlingen, maar hun motivatieniveau was nog steeds veel lager dan het OESO-gemiddelde.

Mythe 3: Als je goed genoeg lesgeeft, heb je geen ordeproblemen

Goed lesgeven en goed klasmanagement gaan hand in hand. Maar goed lesgeven is geen garantie voor een rustige, gemotiveerde klas. Je kunt als leraar je les nog zo goed voorbereiden, met activerende werkvormen enz, maar als je de klas niet stil krijgt en je komt niet eens tot een goede uitleg, dan kun je je lesvoorbereiding meteen de prullenbak in gooien. Bovendien moeten leerlingen, ook als de les wat saaier is, respectvol gedrag laten zien. Je gaat als volwassene toch ook niet tijdens een saai onderdeel van een training door de trainer heen praten?

Als het in Nederlandse klassen zo onrustig is, is dat een gegeven waar we maar mee moeten leven? Een vmbo-school in Noord-Brabant laat zien dat je met een gemotiveerd team het verschil kan maken.

4. Het Alfrinkcollege in Deurne: via leerlinggedrag naar een van de beste Vmbo’s van Nederland

We gaan in dit artikel voorbeelden geven van hoe je als school succesvol leerlinggedrag verandert en daarmee docenten meer werkplezier geeft en leerlingen in een veilig klimaat meer laat leren. Een aantal van deze voorbeelden komen van het Alfrinkcollege. Het Alfrink is een vmbo-school in Deurne (Brabant). Door te gebruiken wat bewezen werkt om leerlinggedrag te veranderen groeiden zij in vijf jaar uit naar een van de allerbeste vmbo-scholen van Nederland. Onderaan dit artikel staat de link naar hun hele verhaal, hier in samenvatting wat zij deden:

  • 4a. Reden voor focus op leerlinggedrag

Vijf jaar geleden besloot het Alfrinkcollege het leerlinggedrag te verbeteren als reactie op toenemende onrust en lesproblemen. Het team koos voor een ‘evidence informed’-aanpak, in tegenstelling tot het voorstel van de toenmalige directie voor gepersonaliseerd leren via de ‘Kunskapsskolan’-methode.

  • 4b. Aanpak en implementatie

De school implementeerde de aanpak gefaseerd, beginnend met het eerste jaar, gebaseerd op onderwijskundige principes zoals die van Rosenshine voor instructie en de aanpak van Bennett op het vlak van gedrag. Dit omvatte trainingen voor leraren in klassenmanagement, cognitieve psychologie, en effectief lesgeven. De schoolleiding speelde een actieve rol in het ondersteunen en uitdragen van deze nieuwe werkwijze.

  • 4c. Praktijken in de klas

Er werden specifieke routines ingevoerd, zoals startroutines, eindroutines, stiltesignalen, willekeurige vraagstelling, en een systeem van beloningen (‘merits’) en straffen (‘demerits’). Deze routines werden consequent toegepast door alle leraren, wat bijdroeg aan een uniforme en effectieve leeromgeving. Leerlingen en leraren werden getraind in deze routines, waarbij de nadruk lag op consistentie en hoge standaarden binnen het hele team.

  • 4d. Effecten op leerlingen, leraren en leren

De nieuwe aanpak resulteerde in positieve veranderingen: verbeterd leerlinggedrag, hogere verwachtingen van leraren, en een veiligere, meer gefocuste leeromgeving. Dit leidde tot betere prestaties, waardoor het Alfrinkcollege tot de top van de Nederlandse VMBO-scholen opklom (98% percentiel op centraal schriftelijk).

Als je zoveel kunt verbeteren in relatief korte tijd dan is blijkbaar het versterken van leerlinggedrag belangrijk. Maar, wat is goed leerlinggedrag?

5. Wat is goed leerlinggedrag?

Wat is goed leerlinggedrag? Hoe verschilt dat afhankelijk van de schoolcontext? En hoe hangen de twee hoofdonderdelen (afwezigheid van wangedrag & positief gedrag) met elkaar samen?

  • 5a. De definitie van goed leerlinggedrag

We hebben boven in dit artikel goed leerlinggedrag gedefinieerd, bestaand uit twee delen:

  1. De afwezigheid van wangedrag. Dat wil zeggen wat niet mag: niet met spullen gooien, niet met je ogen rollen naar de leraar, niet vloeken, niet schelden, niet duwen, pesten of vechten.
  2. Positief gedrag. Dit zijn alle gewoontes die ervoor zorgen dat leerlingen kunnen floreren als leerling en als mens. Dit is veel meer dan volgzaamheid. Je kunt hierbinnen twee dingen onderscheiden. Allereerst gericht op sociaal: zoals elkaar groeten of bedanken, empathie tonen, leren omgaan met conflicten, het melden van problemen. Ten tweede gericht op leren. Denk aan plannen, op tijd komen, je concentreren, vragen beantwoorden, huiswerk inleveren, etc.

Mythe 4: Leerlingen moeten de vrijheid krijgen om zichzelf te zijn

Natuurlijk moet een leerling fouten durven maken, zichzelf durven uiten, een eigen identiteit ontwikkelen, enz. Maar wat als die leerling nu heel spontaan is, constant door de klas roept en telkens het antwoord roept wanneer jij een vraag stelt. Wat als een leerling een pester is? Wat als de leerling fysiek agressief wordt als hij boos wordt? Of uit het lokaal wegloopt? Zolang je in een groep functioneert, kun je niet zomaar doen en laten wat je wil, aangezien je rekening moet houden met de mensen om je heen. Oftewel, de vrijheid van de ene leerling mag niet ten koste van de andere leerlingen.

  • 5b. Goed gedrag is afhankelijk van de context

Hoe ziet wangedrag en goed gedrag er concreet uit? Het gewenste leerlinggedrag is afhankelijk van de context op school. Bij het geven van instructie of het hebben van een klassendiscussie verwacht je ander gedrag van leerlingen. Idem in de klas of op het schoolplein. Bovendien is gewenst gedrag afhankelijk van het leerjaar waaraan je lesgeeft (PO groep 1 tot 8, VO klas 1 tot 4-6). Wat wel constant is zijn de onderliggende waarden: bijvoorbeeld empathie en sociaal gedrag.

Dit is een voorbeeld van hoe een vmbo-school wangedrag en positief gedrag in de klas definieert:

Wangedrag – Positief gedrag +
Praten bij binnenkomst lokaal Snel aan het werk gaan
Praten zonder beurt Zeer actief meedoen
Kletsen met buurman/ buurvrouw Goede vraag stellen
Antwoord niet kunnen herhalen/ toelichten Zeer goed antwoord gegeven
Tekenen/ boodschappen schrijven op wisbordje Uitstekend werk inleveren
Aan elkaars spullen zitten Laten blijken dat je hard gewerkt hebt
Iets door de klas gooien Voorbeeldgedrag op gang
Grof taalgebruik Rommel van iemand opruimen
Lopen door de klas Deur openhouden voor iemand
Rommel achterlaten Eerlijk gedrag (bv. bekennen dat je praatte)
Pesten (uitlachen/ uitlokken) Goed nakijken/ werk verbeteren
Bij zelfstandig oefenen niet bezig met opdracht Iemand anders aanspreken (bv. op de gang)

Wat wellicht opvalt aan de rechterkolom (‘positief gedrag’) is dat deze kolom veel gedragingen bevat die te maken hebben met de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen. En hen helpt zich te ontwikkelen tot sociale, verantwoordelijke mensen. Daarmee helpt het stimuleren van dit goede gedrag niet alleen het leren van leerlingen te versterken, maar helpt het hen ook zich verder te ontwikkelen als mens.

  • 5c. Samenhang tussen beide onderdelen van goed gedrag

De afwezigheid van wangedrag is een voorwaarde voor het vertonen van goed gedrag. Als leerlingen hun nukken en grillen niet kunnen beheersen, dan zullen ze minder tot leren komen. Bijvoorbeeld, leerlingen die kletsen met hun buurman of buurvrouw, zullen minder actief meedoen in de les.

Dat betekent dat een leraar die zich alleen op het stimuleren van positief gedrag richt, minder succesvol zal zijn. Als je leerlingen niet helpt wangedrag te voorkomen, dan is het moeilijk om veel met hen te bereiken. Daarom is het niet erg hen te vragen om instructies te volgen en zich te gedragen. Het is zelfs noodzakelijk wil je hen meer laten leren en hen zich te laten ontwikkelen tot sociale, verantwoordelijke mensen.

6. Realiseren goed leerlinggedrag in de klas

Wanneer komen leerlingen in beweging? Wanneer veranderen zij? Niet als jullie een boekje met regels over gewenst gedrag publiceren of alleen maar straffen uitdelen als ze het niet goed doen. Voor echte gedragsverandering is veel meer nodig. Daarbij moet je denken aan vier zaken die alle vier op orde moeten zijn:

  • De leerlingen zijn overtuigd van het nut van goed gedrag
  • De leerlingen zien elkaar en hun leraren het goede voorbeeld geven
  • Er is een duidelijke structuur om het gewenste gedrag te ondersteunen
  • De leerlingen hebben de vaardigheden om het gewenste gedrag te vertonen

We gaan elk van deze vier zaken bespreken:

  • 6a. De leerlingen zijn overtuigd van het nut van goed gedrag

Hoe creëer je de overtuiging bij leerlingen dat het uitvoeren van het gewenste gedrag goed voor ze is? Dat begint met uitleg, maar er is meer nodig:

  • Leg uit waarom het gedrag hen helpt. Geef uitleg over waarom het vertonen van gewenst gedrag zowel voor de leerlingen zinvol en normaal is. Benadruk bijvoorbeeld het recht van iedereen op goed onderwijs en leg uit dat het laten bestaan van wangedrag betekent dat de ontwikkeling van leerlingen wordt benadeeld.
  • Definieer gewenst gedrag. Als leerlingen dat niet weten, dan kunnen ze het ook niet naleven. Bijvoorbeeld het woord ‘rustig’, wat is rustig? Dat kan veel preciezer. Spreek bijvoorbeeld stemmen af: een stille stem (alleen in je hoofd), een fluisterstem (voor in groepjes aan tafel) en een spreekstem (voor een gesprek in de klas).
  • Laat leerlingen succes ervaren. Moedig leerlingen aan om het gewenste gedrag uit te proberen. Wanneer zij met dat gedrag succes ervaren, deel deze successen met de klas.
  • Communiceer effectief met leerlingen. Effectieve communicatie met leerlingen is cruciaal om meer te bereiken met leerlingen. Dit omvat zowel verbale als non-verbale aspecten. In het kader hieronder geven we concrete tips.
Overtuiging

De effectiviteit van communicatie met leerlingen

Effectieve communicatie met leerlingen is cruciaal om meer te bereiken met leerlingen. Dit omvat zowel verbale als non-verbale aspecten.

Verbale Communicatie:

  • Uitstraling van rust en vriendelijkheid: Een kalme en vriendelijke stem is essentieel, zowel bij het corrigeren als complimenteren van leerlingen. Hiermee geef je niet alleen het goede voorbeeld, maar benadruk je ook jouw controle over de situatie. Autoritaire reacties of verheffen van je stem kunnen daarentegen weerstand oproepen. Boosheid in je stem leidt ertoe dat leerlingen zich defensief opstellen en zich concentreren op de emotie in plaats van de boodschap.
  • Effectief corrigeren: Bij het corrigeren van een leerling is het belangrijk dit op een rustige, vriendelijke, maar krachtige manier te doen, zodat duidelijk is dat je niet over je heen laat lopen.
  • Overbrengen van routines: De manier waarop je routines en consequenties communiceert is essentieel. Wees je bewust van je intonatie, volume en de nadruk die je legt op bepaalde woorden. “Ik wíl dat je je boek pakt.” komt heel anders over dan “Ik wil dat je je boek pakt.”

Non-verbale Communicatie:

  • Zichtbaarheid en positie: Zichtbaarheid helpt bij het voorkomen van ongewenst gedrag. Wees op tijd in de klas, vang leerlingen op bij de deur, en positioneer jezelf zodanig dat je zowel de gang als de klas kunt overzien. Je kunt dan meteen ook alle leerlingen begroeten en je verwachtingen uitspreken.
  • Actieve houding in de klas: Neem een actieve houding aan door te staan tijdens instructies en rond te lopen tijdens zelfstandig werk. Vermijd afleidende activiteiten zoals het verwerken van e-mails als de leerlingen aan het werk zijn. Wanneer je in de klas rondloopt en leerlingen helpt, probeer dan zoveel mogelijk met je rug naar de buitenkant van het lokaal te staan, zodat je altijd de klas in kunt kijken.
  • Gebruik van non-verbale signalen: Non-verbale signalen, zoals fronsen, kort ‘nee’ schudden, tikken op een tafel, of handgebaren kunnen effectief zijn om gedrag bij te sturen zonder de les te onderbreken. Kies voor de minst ingrijpende interventie om gedrag bij te sturen.
  • Non-verbale bevestiging: Gebruik non-verbale gebaren zoals knikken, een duim omhoog, een boks of high-five om bevestiging te geven of te complimenteren. Dit straalt vaak zelfvertrouwen en controle uit, maar gebruik het met mate.

Mythe 5: Dit is een vorm van onderdrukking

Leerlingen hebben niet allemaal dezelfde achtergrond en aanleg. Dat betekent dat er leerlingen zijn die zich vanzelf gedragen en leerlingen die daar les in moeten krijgen. Help je hen hier niet mee, dan werk je mee aan het Mattheus-effect: ‘Wie heeft zal meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal alles worden ontnomen’. Wil je alle kinderen kansen bieden, ook de leerlingen die van huis minder hebben meegekregen, dan is sturen op gedrag geen optie maar een noodzaak. Oftewel, zonder autoriteit van de leraar zal er van leren weinig terechtkomen en misgun je kansarme leerlingen kansen. Is dat onderdrukking? Nee, het is het aanleren van goed gedrag.

  • 6b. De leerlingen zien elkaar en hun leraren het goede voorbeeld geven

Het is belangrijk dat leerlingen niet alleen overtuigd zijn van het nut van gewenst gedrag, maar ook daadwerkelijk zien dat hun medeleerlingen en de leraren het goede voorbeeld geven. Hier zijn enkele strategieën om dit te bereiken:

  • Rolmodellen. Als leraar of schoolleider is het essentieel om zelf het goede voorbeeld te geven. Dit betekent dat je zelf de regels naleeft en laat zien hoe gewenst gedrag eruitziet. Bijvoorbeeld, vermijd telefoongesprekken in de gangen en kom altijd op tijd bij het leslokaal. Of als ‘dankbaarheid’ bij jullie de norm is, bedank dan af en toe de klas voor haar inzet.
  • Hoge verwachtingen koesteren. Leg de lat hoog en sta geen excuses toe voor wangedrag. Benadruk dat elke klas, onder alle omstandigheden, zich aan de regels moet houden. Hang voorbeelden van uitmuntend werk op om deze verwachtingen te onderstrepen. En complimenteer leerlingen, bijvoorbeeld “Yasmina, fantastisch dat je doorzette!”
  • Consistentie is essentieel. Zorg ervoor dat deze principes consequent worden toegepast, zonder uitzonderingen. Wat niet mag, mag nooit. Als de norm is dat leerlingen pas hun tas inpakken als jij dat bepaalt, dan kun je niet toestaan dat een paar daar op vrijdagmiddag al eerder mee beginnen. Dit draagt bij aan de geloofwaardigheid van de verwachtingen en versterkt het voorbeeldgedrag van zowel leerlingen als leraren.
Voorbeeldgedrag

De app TeacherTapp vroeg leraren of er schoolbrede regels voor leerlinggedrag zijn, en of alle leraren die handhaven (Teachertapp, 2022). In het basisonderwijs blijken die regels er op de meeste scholen te zijn, en het merendeel van de leerkrachten die ook vaak te handhaven (zie figuur 1). Het verhaal was anders in het voortgezet onderwijs. Maar één procent gaf aan dat alle leraren de schoolregels handhaven. Terwijl bijna de helft antwoordde dat maar de “de helft” of een klein deel van de leraren de regels handhaaft. Met als voorbeeld telefoongebruik: daar waren regels voor op hun school, gaf 85% van de VO TeacherTapp -leraren aan. Maar de meesten (60%) zei ze zelf niet te handhaven.

handhaven schoolregels

Figuur 1: handhaven van de schoolregels door leraren in het PO en VO

  • 6c. Er is een duidelijke structuur om het gewenste gedrag te ondersteunen

Een heldere structuur is essentieel om gewenst gedrag te ondersteunen en te bevorderen binnen de schoolomgeving. Hier zijn enkele strategieën die kunnen helpen bij het implementeren van deze structuur:

  • Creëer een omgeving die wangedrag moeilijk maakt. Pas het schoolgebouw zo aan dat wangedrag minder waarschijnlijk wordt. Bijvoorbeeld door het aangeven van wachtplekken in de gang of het aanbrengen van strepen op de trap om chaos te verminderen. Of plaats in de gang een smiley met de tekst ‘Vanaf hier fluister ik’, om leerlingen te herinneren aan het gewenste volume. Doe hetzelfde in je klas. Gebruik bijvoorbeeld een bus-opstelling voor instructie.
  • Zorg voor routines. Implementeer consistente routines die leerlingen helpen om zich te te gedragen binnen verschillende situaties, zoals bij het binnenkomen van de klas, de start van de les, tijdens de pauzes en bij het vertrekken uit de klas.
Structuur goed leerlinggedrag

Alfrinkcollege: routines oefenen

Binnen het Alfrinkcollege zijn een aantal routines afgesproken en getraind die in elke klas worden toegepast:

  • Om 8.25 gaat de bel en gaan de leerlingen naar het leslokaal. De docent wacht de leerlingen op bij het lokaal en de leerlingen vormen een rij, twee aan twee, op de aangewezen plaats. Wanneer de docent het signaal geeft, gaan de leerlingen in stilte het lokaal binnen. Uiteraard begroeten we de leerlingen, of bij de deur, of zodra ze allemaal zitten. We verwachten ook dat leerlingen de docent begroeten. De leerlingen gaan meteen naar hun plaats en gaan in stilte aan de slag met de startopdracht die op het bord staat.
  • De docent geeft les tot het belsignaal gaat. Eventueel kan de docent 30 seconden voor de bel vast het teken geven om op te ruimen. Een leerling mag nooit opruimen voor de docent dit heeft aangegeven. De leerlingen verlaten het lokaal pas als de docent toestemming geeft. De docent stuurt de leerlingen blok voor blok weg, waarbij de docent in de deuropening staat, zodat zij meteen zicht hebben op de gang en ervoor zorgen dat de leerlingen rustig (=fluisterend) de gang op gaan.
  • Willen docenten stilte nadat leerlingen overlegd hebben? Dan tellen zij rustig af: 3-2-1 (en stop). Het stiltesignaal is áltijd rustig aftellen. Probeer andere signalen te vermijden om verwarring te voorkomen (zoals: even aandacht hier, shhhhh, dames en heren,…).
  • Vraagstelling. Wanneer docenten vragen stellen aan de leerlingen, kiezen zij willekeurig een leerling uit om te antwoorden. Leerlingen steken hun vinger niet op. Doen ze dit wel, dan kan het zijn dat de docent vraagt om de vingers naar beneden te doen, of de leerling complimenteert voor zijn enthousiasme, maar vervolgens toch willekeurig een leerling kiest.
  • Beloon goed leerlinggedrag. Moedig gewenst gedrag aan door positieve bekrachtiging, zoals complimenten, duimen omhoog, een knikje of het toekennen van ‘merits’ aan leerlingen die zich positief gedragen. Voor het grootste psychologische effect doe je dit niet altijd, maar enigszins onvoorspelbaar.
  • Sanctioneer wangedrag. Stel duidelijke consequenties vast voor wangedrag, zoals het aanspreken van de leerling en het toekennen van ‘demerits’. Om het grootste effect te bereiken moet je dit altijd doen, zonder uitzonderingen.
  • Registreer meldingen. Registreer meldingen van wangedrag, bijvoorbeeld door middel van een logboek of een digitaal systeem zoals ‘class charts’. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor escalatie als een leerling herhaaldelijk in de fout gaat.
  • 6d. De leerlingen hebben de vaardigheden om het gewenste gedrag te vertonen

Hoe zorg je ervoor dat leerlingen kunnen wat jullie van hen verwachten? Dat begint met de realisatie dat het aanleren van goed gedrag niet fundamenteel anders is dan het leren van rekenen of lezen. Leerlingen krijgen van huis uit wat mee, de een meer dan de ander, maar zonder instructie op school, zonder oefening en herhaling, gaan zij niet het gedrag vertonen dat jullie graag zien. Wat kun je doen om de vaardigheden van leerlingen te versterken?

  • Instrueer leerlingen over gewenst gedrag, niet alleen in de eerste week, maar voortdurend. Geef duidelijke richtlijnen en verwachtingen. Bijvoorbeeld als de norm op school is om dankbaarheid te tonen, dan vergt dat instructie. Houd een gesprek met de klas over dankbaarheid, en hoe je dat toont. Bijvoorbeeld door ‘dankjewel’ te zeggen bij het verlaten van de klas of in de schoolkantine. Spreek kinderen hier ook op aan.
  • Oefen met leerlingen in de praktijk. Bijvoorbeeld, definieer wat een fluisterstem is, wat een praatstem inhoudt en wat stilte betekent. Oefen dit regelmatig en geef feedback. Laat leerlingen elkaar feedback geven en brainstorm over acties die gewenst gedrag bevorderen.
  • Bied extra ondersteuning waar nodig. Sommige leerlingen hebben meer begeleiding nodig. Als een leerling bijvoorbeeld moeite heeft met rustig door de gang lopen, bied dan individuele ondersteuning. Geef extra oefening na schooltijd en stel beloningen in het vooruitzicht als stimulans.
  • Herhaal de instructies en routines regelmatig. Zorg voor consistente herhaling, vooral na vakanties. Gebruik bijvoorbeeld checklists om belangrijke routines te herhalen, zoals stil zijn in de gangen of in een rij staan voor de gymles. Pas de herhaling aan op basis van de specifieke behoeften en situaties die zich voordoen.
6d. De leerlingen hebben de vaardigheden om het gewenste gedrag te vertonen

Alfrinkcollege: instructie in goed gedrag

Op het Alfrinkcollege worden leerlingen getraind in het gewenste gedrag tijdens de introductieweek. Was deze week voorheen vooral kennismaken en plezier hebben, nu wordt veel tijd besteed aan het trainen van de routines, zijn er sprekers over omgaan met tegenslag, en gaat het over de waardes van de school (bijvoorbeeld het belang van empathie, dankbaarheid, vriendelijkheid).

Oftewel, gewoon goed lesgeven, maar dan in gewenst gedrag. Dat is wat de leerlingen nodig hebben. Maar hoe staat het eigenlijk met je collega’s in het lerarenteam? Wat hebben zij nodig? En hoe start je hiermee, daar gaat de casus van BBS De Vuurvogel over.

7. BBS De Vuurvogel in Helmond: hoe je kunt starten met het versterken van leerlinggedrag

BBS De Vuurvogel is een grote basisschool in Helmond. Het team zag steeds meer probleemgedrag bij leerlingen, wat ten koste ging van veiligheid in de klas, op het schoolplein en het lesgeven bemoeilijkt. Na een workshop met Gert Verbrugghen van het Alfinkcollege besloot het team hier verandering in te brengen. Onderaan dit artikel staat de link naar hun hele verhaal, hier in samenvatting wat zij deden:

  • 7a. Redenen voor verbetering van leerlinggedrag

De regels en routines die het team sinds hun start acht jaar geleden met groepsdynamisch onderwijs hadden afgesproken werden niet meer door alle teamleden gehanteerd. Het team zat niet meer op één lijn. Het effect was steeds meer problematisch gedrag van leerlingen. Uit het leerlingvolgsysteem bleek een lager gevoelde veiligheidsbeleving en hoger gevoelde pestbeleving bij kinderen.

Op het schoolplein zochten kinderen de grenzen op, er waren conflicten. De afspraak was dat elk incident gemeld zou worden en dat de surveillant dan een driehoeksgesprek met de betrokken kinderen zou voeren. Maar niet elke leraar deed dat. Met als gevolg dat leerlingen het gevoel kregen ‘er gebeurt hier toch niets’. Dat werd dan van kwaad tot erger. Als je elkaar mag uitschelden, waarom mag je dan niet de leraar uitschelden? De conflicten begonnen daardoor ook het lesgeven te raken. Het was tijd om verandering aan te brengen.

  • 7b. Acties ondernomen door het team

Om de situatie te verbeteren, ondernam het team verschillende acties. Ze hielden een workshop over leerlinggedrag en versterkten bestaande routines, zoals de ‘socio-kring’. Ze maakten gebruik van leerKRACHT-verbeterborden om doelgerichte acties uit te voeren en pasten wetenschappelijke inzichten uit ‘Doorloopjes’ toe om effectieve lesgeeftechnieken te integreren. Deze veranderingen omvatten duidelijke instructies voor gewenst gedrag en het aanpakken van conflicten op het schoolplein.

  • 7c. Effecten van op leerlingen en leraren

De inspanningen van het team leidden tot positieve veranderingen. Leerlingen gedroegen zich beter, wat bijdroeg aan een veiliger en meer ondersteunend leerklimaat. Leraren ervaarden een sterkere eenheid en effectievere pedagogische aanpak. Er was minder verstoring in de lessen, wat resulteerde in meer effectieve lestijd en een beter leeromgeving. Hoewel de school nog steeds werkt aan het verder verbeteren en handhaven van routines, zijn de eerste resultaten na een half jaar inzet al veelbelovend.

Dit is hoe BBS De Vuurvogel al snel resultaat boekte. Maar wat kun jij doen om ervoor te zorgen dat het hele team op jouw school aan de slag gaat met leerlinggedrag en daarbij ook snel succes boekt? Daar gaat de volgende sectie over.

8. Realiseren goed leerlinggedrag op school

Als leraar kan je hard werken aan het versterken van leerlinggedrag. Maar als je je collega’s niet mee hebt, dan beperkt dat het effect dat jij kunt realiseren. Bedenk maar wat het met een leerling doet als bij de ene leraar meer mag dan bij de andere, of als de ene leraar veel waarschuwingen geeft, terwijl bij de andere leraar direct een straf volgt. Als je samen optrekt als team geef je leerlingen duidelijkheid en bereik je meer.

Maar, als je weet dat samen optrekken cruciaal is, hoe doe je dat? Hoe zorg je ervoor dat het hele team overtuigd is van instructie op leerlinggedrag? Hoe zorg je ervoor dat jullie het goede voorbeeld geven? Wat hebben leraren nodig qua ondersteuning en vaardigheden? Daar gaat deze sectie over. We gebruiken hiervoor weer hetzelfde model als uit de vorige sectie over leerlingen met vier onderdelen: overtuiging, voorbeeldgedrag, structuur en vaardigheden.

  • 8a. Creëren van overtuiging

Hoe creëer je overtuiging? Dat begint vaak met begrip creëren. Wat is goed leerlinggedrag? Waarom is goed leerlinggedrag zo belangrijk? Wat kun je eraan doen? En werkt dat? Hoe help je je collega’s deze vragen te beantwoorden? Dat kan op een paar manieren:

  • Deel onderzoek naar wat bewezen werkt. Zoals bijvoorbeeld dit artikel of één of meer van de bronnen onderin dit artikel.
  • Laat leraren zien wat mogelijk is. Bijvoorbeeld door lesbezoeken bij elkaar af te leggen, of een school te bezoeken die al veel stappen heeft gezet.
  • Organiseer een workshop met een expertleraar. Laat een leraar die veel ervaring heeft met klassenmanagement een workshop geven aan het team.
  • Ga met het team in gesprek. Dat kan bijvoorbeeld rond een aantal stellingen over leerlinggedrag en hoe je dat beïnvloedt. Door zulke gesprekken creëer je een gezamenlijk beeld over wat gewenst is en hoe dat te bereiken.

BBS De Vuurvogel: met het team in gesprek

Het hele schoolteam volgde vlak na de zomervakantie een workshop van docent Gert Verbrugghen van het Alfrinkcollege over leren en leerlinggedrag. Daarna ging het team verder met het maken van afspraken over gewenst leerlinggedrag. Een ontwerpteam met een aantal leraren bereidde hierover gesprekken met het hele schoolteam voor. Daartoe las het ontwerpteam steeds hoofdstukken uit ‘Regie in de Klas’ van Tom Bennett. En zette de inzichten uit dit boek om in stellingen om te bespreken met het schoolteam. Uit het gesprek hierover volgen dan afspraken met het hele team.

Als je begrip over het belang hebt gecreëerd is het tijd om aan de slag te gaan. Voor echte overtuiging is het namelijk belangrijk om persoonlijk succes te ervaren. Hoe doe je dat?

  • Kies om te focussen op leerlinggedrag. Kies als team ervoor om een bepaalde periode (zeg 4-5 maanden) samen met leerlinggedrag aan de slag te gaan. Door als team een half schooljaar met dit thema aan de slag te gaan en daar alle aandacht op te focussen kun je veel bereiken.
  • Stel haalbare doelen. Maak het klein. Kies als team voor één of twee dingen die je wil verbeteren (bijv. rust in de gang, binnenkomen van de klas, ..) en ga hier samen mee aan de slag. Denk samen na hoe zo’n doel te bereiken, verdeel de acties en houd de voortgang bij.
  • Vier successen. Niets werkt zo goed om overtuiging te creëren als succeservaringen. Als je merkt dat je als leraar meer bereikt met je leerlingen. En vergeet niet deze successen met het team te delen, dat stimuleert iedereen.

Mythe 6: Dit is voor mij als leraar een keurslijf

Je zou kunnen denken ‘Ik moet toch mezelf kunnen zijn als leraar?’. Natuurlijk! In hoe je lesgeeft en wat je didactiek is. Maar als elke leraar eigen regels gebruikt voor leerlinggedrag, dan wordt het een chaos op school. Een parallel: stel dat je kind bent van gescheiden ouders en van je vader mag niks en van je moeder alles. En dan nemen we die parallel mee naar school: stel je nu eens voor dat een paar dozijn verschillende mensen allemaal een verschillende verwachtingen hebben van leerlinggedrag. Bij de ene krijg je tig waarschuwingen, bij de andere vlieg je meteen het lokaal uit. Dat werkt toch niet voor leerlingen? Alleen als jullie als team optrekken, kun je een leerklimaat op school creëren waarin leraren geen politieagent meer hoeven te spelen, waarin goed gedrag de norm is en waar leraren zich kunnen concentreren op hun vak: lesgeven.

  • 8b. Geven van voorbeeldgedrag

“Ik ben gekke Henkie niet!” is een gedachte die leraren zo maar zouden kunnen hebben als je samen hebt afgesproken op een bepaalde manier te werken aan leerlinggedrag. Dat gevoel van er alleen voorstaan is een enorme belemmering om aan de slag te gaan. Daarom helpt het als je als leraar ziet dat je collega’s er ook mee aan de slag zijn. Hoe doe je dat?

  • Samen lessen ontwerpen. Stel je hebt een doel gesteld als team. Bijvoorbeeld voor een middelbare school ‘de leerlingen komen stil de klas in en gaan aan de slag’ of voor een basisschool ‘we lopen stil door de gang’. Om dat doel te bereiken is instructie nodig. Hoe je die instructie geeft kun je samen ontwerpen. Bijvoorbeeld in duo’s.
  • Elkaars lessen bezoeken. Of wat jullie ontworpen hebben werkt weet je pas als je het gebruikt in de klas. Dan helpt het als je bij elkaar gaat kijken. De leraar die komt kijken kijkt dan vooral naar het effect op de leerlingen. En als je dan samen (de leraar die de les gaf, de leraar die kwam kijken) de les nabespreekt kun je bedenken hoe het de volgende keer weer wat beter kan.
  • Heb hoge verwachtingen. Net zoals je met leerlingen meer bereikt als je hoge verwachtingen hebt, geldt dat ook voor wat je verwacht van leraren. Ga ervanuit dat iedere leraar dit kan. Goed leerlinggedrag instrueren, oefenen, herhalen en zekerstellen kan iedere leraar. Dat is geen aangeboren gave, maar een vaardigheid die je je eigen kunt maken.
  • Als schoolleider het goede voorbeeld geven. Net als leerlingen kijken naar leraren (‘hé, hij belt wel in de gang!”) geldt dat voor leraren met hun schoolleider. Wat doet die? Is die op tijd? Legt de schoolleider de lat hoog? Spreekt de schoolleider collega’s aan op hun gedrag? Of laat de schoolleider het lopen. Dan zullen leraren dat ook doen in de klas.
  • 8c. Structuur creëren

Alle goede bedoeling en mooie voorbeelden ten spijt, als je een aantal dingen niet regelt, dan wordt het niks. Als je klassenmanagement in de hele school wilt versterken dan is een aantal zaken nodig:

  • Een curriculum. Zonder instructie in leerlinggedrag aan leerlingen blijft een lijstje van gewenste gedragingen een papieren tijger. Voor het geven van die instructie is een curriculum nodig, net als bij elk ander vak. Met een overzicht van doelen, lessen en oefeningen. Opgebouwd van eenvoudig tot complex.
  • Doelen en acties zichtbaar. Als je resultaat wil boeken, dan moet je doelen stellen. Kleine, haalbare doelen. Waar je als team samen aan kunt werken, succes boeken en na 4 tot 6 weken overgaan naar het volgende doel. Zo werk je ‘elke dag samen een beetje beter’. Dit in tegenstelling tot praten over grote vage ambities die altijd aan de horizon blijven wenken. En waarvan je weinig in de praktijk brengt.
  • Scripts voor leraren. Samen afspreken wat de regels zijn is niet voldoende. Je moet ook samen optrekken in het handhaven van die regels. Hoe jullie reageren op het overtreden van regels, of juist het vertonen van goed gedrag, moet consistent zijn. Anders raken leerlingen in de war. Maar hoe reageer je dan als een leerling zich niet houdt aan de gemaakte afspraken? Bijvoorbeeld bij een conflict op het schoolplein. Dan helpt het om een kort script te hebben van hoe je reageert.

BBS De Vuurvogel werkt met leerKRACHT-verbeterborden doelgericht en praktisch samen te werken.

Het team werkt met doelen die zij op ‘verbeterborden’ zetten. Voorbeelden van deze doelen zijn ‘bij het teken van de hand-klap ben ik stil en kijk ik naar de juf’, ‘ik begroet de juf bij de deur’, ‘stil in de gang’ en ‘ik draag bij aan veiligheid door gepest te melden (speelplein)’. Voor elk van deze doelen nemen leraren actie: door instructie geven in deze routines.

Bijvoorbeeld voor de routine ‘goedemorgen zeggen’ zijn de acties van de leraren op tijd bij de deur staan en een verwachtingsvolle houding aannemen. Een ander voorbeeld, voor ‘stil in de gang’ heeft één van de leraren een filmpje opgenomen over hoe je hier expliciete directe instructie over kunt geven aan de leerlingen. Wat alle leraren vervolgens in hun klas deden. In wekelijkse bordsessies bespreekt het team de voortgang en het effect. Zo wordt snel effect geboekt. En doet iedereen mee.

  • 8d. Bouwen van vaardigheden

De laatste stap om met je hele team in beweging te komen is het bouwen van vaardigheden. Net zoals leerlingen instructie nodig hebben qua leerlinggedrag, geldt dat voor leraren qua klassenmanagement. Hoe kun je dat organiseren?

  • Geef instructie. Je kunt denken ‘dit is toch lesgeven 1.0?’. Als dat zo zou zijn dan zou het rustig zijn in alle Nederlandse klassen, en zouden leerlingen zich voorbeeldig inzetten. Als dat bij jou op school nog niet tiptop in orde is, aarzel dan niet instructie te geven in orde houden. Dat kun je zelf doen, je kunt een leraar uitnodigen met expertise op dit gebied of een bureau inhuren om jullie bij te spijkeren. Of maakt gebruikt van onderzoeksbronnen zoals Doorloopjes.

BBS De Vuurvogel: het inzetten van ‘Doorloopjes’ met wetenschappelijke inzichten

De keuze van het team van BBS De Vuurvogel voor belangrijke routines was gebaseerd op wat onderzoek zegt. Voor dat onderzoek maakt het team gebruik van Doorloopjes, een website gebaseerd op drie boeken over lesgeven met zo’n 150 bewezen effectieve technieken. Het team gebruikt technieken zoals ‘Herhaal routines’ (voor het oefenen van routines), ‘Positief framen’ (voor het aanspreken van leerlingen), ‘Communiceer hoge verwachtingen’ (om te zorgen dat ze krijgen wat ze verwachten). Het team vertaalt de stappen uit elk doorloopje in afspraken over leerlinggedrag. Bijvoorbeeld voor de routine ‘Ik loop stil in het schoolgebouw en loop niemand voorbij’ was het binnen twee dagen na de start stil in de gangen. Zelfs de kleuters konden dat.

  • Oefen samen. Net als bij leerlingen is instructie alleen onvoldoende. Oefenen is nodig. Dit kun je bijvoorbeeld doen op studiedagen. Het klinkt misschien gek. Bijv. één dag zonder leerlingen met de leraren oefenen hoe ze door de gang lopen, hoe ze voor de klas wachten, looproutes tussen lokalen of stemgebruik. Bijvoorbeeld over stemgebruik realiseren veel leraren zich niet hoe ze reageren wanneer ze gespannen zijn. Zeg bijvoorbeeld ‘ik zie dat iedereen in stilte aan het werk is, wat top!’, in plaats van ‘Pietje, kijk eens naar het bord’. Daarnaast kun je de afgesproken scripts oefenen met collega’s die in een ‘les’ de rol van ordeverstoorders op zich nemen.
  • Observeer en geef feedback. De volgende stap is het geleerde zelfstandig toepassen. Dat werkt – net als bij leerlingen die iets nieuws leren – vast niet direct perfect. Daarom is het belangrijk om elkaars lessen bij te wonen en elkaar om feedback te vragen. Voor het geven van deze feedback is het handig om een ‘feedback model’ te gebruiken. Dit feedback model vraagt de observator om alleen feitelijk te beschrijven wat de leraar deed en wat het effect daarvan was op de leerlingen. En daarna stil te zijn en de ander na te laten denken. Op die manier blijf je weg van meningen (‘ik vind dat je …’) en blijft feedback objectief en daarmee veilig.

Mythe 7: Relatie gaat vóór prestatie

De achterliggende gedachte is ‘leerlingen werken alleen voor een leraar die zij aardig vinden’. Het is geweldig om aardig gevonden te worden. Maar leraren staan voor de klas om les te geven, om leerlingen kennis bij te brengen en zich te ontwikkelen als mens. Als we ‘aardig gevonden worden’ als doel definiëren, dan offeren leraren het leren op aan hun band met leerlingen. Want wat heb je eraan als je je leraar aardig vindt, maar vervolgens wel een dikke onvoldoende staat op het einde van het jaar en weinig geleerd hebt? Bovendien als leraren goed lesgeven, gaan leerlingen hen waarschijnlijk vanzelf aardig vinden. Een goede leraar geeft leerlingen immers een gevoel van competentie en veiligheid en dat versterkt de relatie met je leerlingen. Relatie en prestatie gaan zo hand in hand.

9. Conclusie

We hebben laten zien wat het belang is van goed leerlinggedrag voor een effectieve leeromgeving. Goed leerlinggedrag, gedefinieerd als zowel de afwezigheid van wangedrag als het vertonen van positief gedrag, is essentieel voor zowel de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen als voor de effectiviteit van het onderwijsproces. We lieten zien dat in Nederlandse scholen ruimte voor verbetering bestaat, gezien de onrust in de klassen en de achterblijvende motivatie van leerlingen.

Aan de hand van uitgebreid onderzoek en praktijkvoorbeelden, zoals die van het Alfrinkcollege en BBS De Vuurvogel, illustreert het artikel effectieve strategieën om goed leerlinggedrag te bevorderen. Deze strategieën omvatten onder andere het creëren van overtuiging, het geven van het goede voorbeeld, het inzetten van een duidelijke structuur en het bouwen van benodigde vaardigheden. Zowel bij leerlingen als leraren. Het belang van een schoolbrede aanpak wordt benadrukt, waarbij niet alleen leraren, maar ook schoolleiders een sleutelrol spelen in het creëren en onderhouden van een sterke leeromgeving.

Het artikel weerlegt ook enkele mythes rondom leerlinggedrag en biedt concrete handvatten voor leraren en scholen om gedragsverbetering als team doelgericht aan te pakken. Dit vereist een cultuur van samenwerking, constante evaluatie en aanpassing, en een gedeelde visie op wat goed leerlinggedrag inhoudt en hoe dit te realiseren.

In conclusie kunnen we stellen dat het versterken van goed leerlinggedrag een essentiële stap is naar het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Dit vraagt om een gedegen, consistente aanpak op schoolniveau, waarbij zowel leraren als schoolleiding betrokken zijn. Door een sterke focus op zowel het voorkomen van wangedrag als het stimuleren van positief gedrag, kunnen scholen een omgeving creëren waarin zowel leerlingen als leraren kunnen floreren, wat uiteindelijk leidt tot betere leerresultaten en een positiever schoolklimaat.

Meer informatie

Regie in de klas

Tom Bennett

Goed gedrag is het begin van goed leren. Alle leerlingen verdienen klaslokalen waar het rustig en veilig is, en iedereen waardig met elkaar omgaat. Het is een van de belangrijkste taken van de leraar om zo’n ruimte te creëren. Maar dit gaat niet vanzelf. Het is niet voldoende om te zeggen dat leerlingen zich moeten gedragen, goed gedrag zal weloverwogen en met veel inspanning moeten worden aangeleerd. Regie in de klas is een praktische gids die leraren hierbij helpt. Praktisch, wetenschappelijk onderbouwd en gebaseerd op de expertise van geweldige leraren van over de hele wereld. Het staat vol met strategieën, tips en gedegen adviezen, waar iedere leraar – nieuw of ervaren – iets mee kan. Tom Bennett is voormalig docent, gedragsdeskundige en oprichter van ResearchED. Hij schreef diverse publicaties over gedrag in de les en is een veelgevraagd internationaal spreker.

Regie in de klas ISBN 9789490120474, 426 pagina’s

regie in de klas

Wat echt werkt

David Mitchell en Dean Sutherland

In deze nieuwe, herziene editie van David Mitchells klassieker Wat echt werkt wordt een uitgebreide selectie van 29 strategieën besproken, die bewezen effectief zijn en in de praktijk direct kunnen worden toegepast. De uitgave is daarmee een bron van onschatbare waarde voor onderwijsprofessionals die ervan verzekerd willen zijn dat hun werkwijzen en strategieën bijdragen aan beter onderwijs en beter leren voor álle leerlingen (in po én vo).

Wat echt werkt, Pica

wat echt werkt

Een onderzoekscultuur op school

Stichting leerKRACHT

Een onderzoekscultuur op school? – Hoe je de leidraad van de NRO in de praktijk kunt toepassen

Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) publiceerde een leidraad voor scholen om het onderwijs te verbeteren. Waarbij je als school een lerende organisatie wordt en gebruik maakt van wat bewezen werkt (‘evidence informed’). De auteurs geven zes concrete aanbevelingen, maar signaleren tegelijkertijd dilemma’s: Waar haal je de tijd vandaan? Hoe zorg je dat iedereen wil reflecteren op het eigen handelen in de les? Hoe betrek je het hele team erbij? Om met de leerKRACHT-aanpak zo’n lerende of ‘onderzoekscultuur’ op scholen te creëren, moesten we voor al deze dilemma’s oplossingen vinden. Dat deden we samen met de 1.500 scholen die nu met leerKRACHT werken. In dit artikel geven we concrete voorbeelden hoe je de NRO-leidraad in de praktijk toepast en zodoende resultaat boekt.

Een onderzoekscultuur op school

Doorloopjes – Thema Gedrag & Relaties

Doorloopjes helpen jou de uitdagingen in het onderwijs aan te pakken. Stap voor stap. In Doorloopjes is het beste uit onderwijsonderzoek verzameld en weergegeven in eenvoudig te lezen stappenplannen. Zodat jij, het beste uit jezelf en je leerlingen kunt halen.

Het is belangrijk dat leraren een omgeving scheppen waarbinnen leerlingen zich veilig en geborgen voelen; een omgeving die leerlingen ondersteunt in hun individualiteit en in hun leerproces. Dit vereist gepaste, op het leerproces gerichte relaties waarbij de verwachtingen hoog zijn en iedereen de routines en grenzen kent. De Doorloopjes uit het thema Gedrag & Relaties helpt leraren om dit te bereiken.

www.Doorloopjes.nl (Gratis registratie nodig)

Interview met het Alfrinkcollege (VO)

Lees hier het volledige interview

Interview met Bbs De Vuurvogel (PO)

Lees hier het volledige interview

realiseren goed leerlinggedrag

Download hier de visual in PDF van het realiseren van goed leerlinggedrag

Stichting leerKRACHT

Download gratis de visual

Volg het webinar ‘Webinar Het belang van goed leerlinggedrag en wat dat van leraren vraagt’ op 16 september 2024

In dit webinar gaan Gert Verbrugghen (docent Alfrinkcollege) en Linda van de Voort (leerkracht BBS De Vuurvogel) in op de cruciale rol van goed leerlinggedrag en het creëren van een sterk leerklimaat op school.